Hagenaar
Onze Rassen
De Hagenaar is een eenvoudig ogende duif, maar foktechnisch is deze eenvoud maar schijn. Het oog van de Hagenaar is een uniek spierwit pareloog met een kleine zeer scherpe pupil. De Hagenaar is evenals de andere Nederlandse Tuimelaars een echt "kopras". Aan de kop worden net als aan het oog, zeer hoge eisen gesteld. Het belangrijkste hierbij is een brede, goed geronde en gevulde voorkop, met de grootste breedte en hoogte voor of boven het oog. Zonder het juiste type en de zuiver horizontale stand is een witte duif, met een oog en een kop als hierboven omschreven, nog geen Hagenaar. De Hagenaar is een forse tuimelaar met veel borstbreedte en -diepte en een relatief korte achterpartij. De benen worden middellang verlangd. De snavel is bijna horizontaal ingeplant, daarbij middellang en stevig. De Hagenaar is nogal pittig in omgang met andere rassen en ook rasgenoten. Vooral in de broedtijd zal hier wat aandacht aan moeten worden besteed. De Hagenaar wordt niet smetteloos wit geboren maar toont in de nestveren meer of minder rode veren, vooral in de nek. Er zijn verhalen bekend van beginnende fokkers die bij het constateren van deze rode veren meteen het ras weer van de hand deden, waarbij dan later de verkoper ook nog eens van bedrog werd beschuldigd.
Deze "roodnekken" van de hand doen is niet verstandig, naar men zegt worden dit vaak de beste vogels, vooral wat ogen betreft! Gele en rode Hagenaars kwamen een tiental jaren geleden nog wel eens op de tentoonstellingen, maar verdwenen later volkomen uit beeld, momenteel werken een paar fokkers er aan om ze opnieuw voor het voetlicht te brengen.Wanneer het type, kleur, kop en ogen klopt, dan kunnen deze kleurslagen een aanwinst voor het ras betekenen.